Kun je nog zingen, zing dan mee!! Deel 1. Allerlei Nederlandse liedjes.

Dit blog is ter afwisseling van het luisteren…..het luisteren naar leuke, mooie, emotionele gedichten en verhalen!
Ná het luisteren je eigen stem eens horen!
Meezingliedjes staan er op dit blog….liedjes van vroeger….. liedjes van nu…liedjes over en uit Indië. Dat is deel twee.
Je kunt het liedje beluisteren en met behulp van de liedjestekst eronder kun je meezingen.
Misschien ken je het liedje wel uit je hoofd, dan heb je de tekst niet nodig natuurlijk!
Het blog zal regelmatig uitgebreid worden met nieuwe liedjes en met nieuwe teksten.

Het derde deel van dit MEEZING blog heet: HELLA DINA AND FRIENDS MAKE MUSIC AND FUN!
Je vindt hier liedjes en muziek gezongen en gespeeld door de vriendinnen en vrienden van Hella Dina Fietsenband.


MEEZINGEN!

De paden op de lanen in. instrumentaal. Duo Karst.
De paden op de lanen in. (Duo Karst)

De paden op, de lanen in, vooruit met flinke pas.
Met stralend oog en blijde zin.
En goed gevulde tas.
De Zonne lacht ons vrolijk toe,
Ons groet der vooglenzang.
En wij worden vast niet moe.
Al wand’len w’uren lang.
Tra-ta-ta-ta bom, bom, tra-ta-ta-ta bom, bom.
Al wand’len w’uren lang.
Marcheren is gezond voor ’t bloed.
Verruimd wordt d’enge borst.
‘T Versterkt de spier van been en voet.
‘T Wket eetlust op en dorst.
Daarom vooruit en inde maat.
Zo netjes als ’t maar kan.
Nu ’t eensgezind en ordlijk gaat,
Heeft elk plezier er van.
Tra-ta-ta-ta bom, bom, tra-ta-ta-ta bom, bom.
Rosanne. (Nick en Simon)

Rosanne ik weet dat er heel veel mannen zijn
Elke keer weer een ander en mij doet ’t pijn
Want jouw liefde waarmee jij mij soms verblijdt
Wil ik liever liever liever liever voor altijd
Als ik dacht dat ik je had dan had jij je weer bedacht
Onvoorspelbaar en zo onverwacht
Ik keek maar toe hoe jij mij in verwarring bracht
Ik wil zekerheid dat ik bij jou ben vannacht
Oh oh oh
Rosanne ik weet dat er heel veel mannen zijn
Elke keer weer een ander en mij doet ’t pijn
Want jouw liefde waarmee jij mij soms verblijdt
Wil ik liever liever liever liever voor altijd
Jij kan je rust niet vinden jouw geest is veel te vrij
Jij bent morgen weer anders dan vandaag
Jij wilt je nog niet binden maar dat hoeft ook niet van mij
Ik wil gewoon die zoen het is al wat ik vraag
Oh oh oh
Rosanne ik weet dat er heel veel mannen zijn
Elke keer weer een ander en mij doet ’t pijn
Want jouw liefde waarmee jij mij soms verblijdt
Wil ik liever liever liever liever voor altijd
Weet wel dat ik hier op je wachten zal
Tot je eindelijk je rust vindt bij mij
Oh oh oh
Rosanne ik weet dat er heel veel mannen zijn
Elke keer weer een ander en mij doet ’t pijn
Want jouw liefde waarmee jij mij soms verblijdt
Wil ik liever liever liever liever voor altijd
Daar was laatst een meisje loos. instrumentaal. Duo Karst.
Daar was laats een meisje loos (Duo Karst)

Daar was laatst een meisje loos
Die wou gaan varen, die wou gaan varen
Daar was laatst een meisje loos
Die wou gaan varen als lichtmatroos
Zij moest klimmen in de mast
Maken de zeilen, maken de zeilen
Zij moest klimmen in de mast
Maken de zeilen met touwtjes vast
Maar door storm en tegenweer
Sloegen de zeilen, sloegen de zeilen
Maar door storm en tegenweer
Sloegen de zeilen van boven neer
Och kap’teintje sla mij niet
Ik ben uw liefje, ik ben uw liefje
Och kap’teintje sla mij niet
Ik ben uw liefje zoals gij ziet
Zij moest komen in de kajuit
Kreeg een pak ransel, kreeg een pak ransel
Zij moest komen in de kajuit
Kreeg een pak ransel en toen was het…
Uit
Uit
zou het erg zijn lieve opa. (Vader Abraham en Wilma)

Zou het erg zijn lieve opa
Als de wind niet meer waait
Als de haan in de morgen
Z n lied niet meer kraait
Zou het erg zijn lieve opa
Als het gras niet meer groeit
Zou het erg zijn lieve opa
Als een bloem niet meer bloeit
Zou het erg zijn
Als de klok in de toren
Niet meer slaat
Als een vogel, z n nestje
En z n moeder verlaat
Zou het erg zijn lieve opa
Als het maantje niet meer lacht
Zou het erg zijn
Als niet komt wat je vandaag
Had verwacht
Nee, m n kleine meisje
Als jij maar van me houdt
Ja mijn lieve opa
Als jij maar van me houdt
Zou het erg zijn lieve opa
Als je gauw dood zou gaan
Als de sterren aan de hemel
Er niet zouden staan
Zou het erg zijn
Als de zon, in de lucht
Niet meer schijnt
Zou het erg zijn als de zee
Nu voor altijd verdwijnt
Zou het erg zijn lieve opa
Als de wind niet meer waait
Als de haan in de morgen
Z n lied niet meer kraait
Zou het erg zijn lieve opa
Als het gras niet meer groeit
Zou het erg zijn lieve opa
Als een bloem niet meer bloeit
Nee, m n kleine meisje
Als jij maar van me houdt
Ja mijn lieve opa
Als jij maar van me houdt
Nee, m n kleine meisje
Als jij maar van me houdt
Ja mijn lieve opa
Als jij maar van me houdt
Door de bossen, door de heide. instrumentaal. Duo Karst.
Door de bossen, door de heide. (Duo Karst)

Door de bossen door de heide, door het zomerdronken
Land
Over heuvels en rivieren, windgekust en zonverbrand
Trekken wij, licht en vrij
Uit de aldaags geest, naar het levens feest
Luit en lach, merelslag, konden ons vakantie dag
Frisse jeugd zal vrijheid zingen, met de vogels van
Het woud
Jonge harten vol verlangen, jagen dromen eeuwenoud
In vallei, Veld en wei
Waar de bijen zijn, ook de blijen zijn
Zon en wind, zijn ons vrind, en het gouden uur ons
Mint
Laat het stromen, laat het stormen, onze voet wordt
Niet vermoeid
Want wij weten dat ons morgen, nieuwe schoonheid
Openbloeit
Hij die kniest, moed verliest
Vindt de bronnen niet, naar ’t geluksgebied
Maar wie lacht, werpt de vracht, van zijn zorgen in de
Nacht
Laat de zilv’ren fluiten klinken, laat de zang de
Ronde gaan
Al de zwervers van de wegen, zullen onze roep verstaan
Makkers op, in galop
Kom met pak en zak, spant de snaren strak
Groen en dons, goud en brons, heel de wijde aard zij
Ons
duiffie duiffies. (ja zuster, nee zuster)

duw niet zo duifies
Dring niet zo duifies,
Iedereen komt aan de beurt,
Niet in mijn oren prikke,
Zijn zulke dommerikke,
Oh wat ben jij mooi gekleurd.

Duifies Duifies kom maar bij Gerritje,
Zal je niet vechten om 1 zo’n erretje,
Duifies Duifies wat zijn ze mak,
17 Duifies bovenop het dak,

Douw niet zo Duifies,
Dring niet zo Duifies,
Iedereen krijgt hier toch zat,
Pas op mijn nieuwe sokke,
En niet zo schrokkebrokke,
Jij hebt al zoveel gehad.

Duifies Duifies kom maar bij ons,
Wat een mooie veertjes,
Wat een lekker dons,
Duifies Duifies wat zijn ze mak,
17 Duifies bovenop het dak.

Lalalalalalalalalalalalalalala…
Komt vrienden in het ronde. (Gwendolyn Snowdon)

Komt vrienden in het ronde
Minnaars van enen stiel
Ik zal u gaan verkonden
Hoe ik door ’t slijperswiel
De kost verdien voor vrouw en kind
Schoon blootgesteld aan weer en wind
Terlierelom terla
Van linksom rechtsom draait mijne steen
Door het roeren van mijn been
Ju ju ju ju ju ju ju ju
De smid die moet hard werken
Gestadig voor het vier
Hij durft hem niet versterken
Met ene kan goed bier
Terwijl ik ga op mijn gemak
Soms ook wel met een lege zak
Terlierelom terla
Van linksom rechtsom draait mijne steen
Door het roeren van mijn been
Ju ju ju ju ju ju ju ju
De schoenpik stijf gezeten
Op enen pikkelstoel
Moet kaas en droog brood eten
Maar als ik nood gevoel
Dan slijp ik tot den avond toe
En zo heb ik nooit arremoe
Terlierelom terla
Van linksom rechtsom draait mijne steen
Door het roeren van mijn been
Ju ju ju ju ju ju ju ju
De kleerfrik maakt ons kleren
Voor acht stuivers per dag
Wil hij zijn loon vermeren
Hij snijdt meer dan hij mag
Maar ik met mijne slijpersteen
Ik win meer in een uur alleen
Terlierelom terla
Van linksom rechtsom draait mijne steen
Door het roeren van mijn been
Ju ju ju ju ju ju ju ju
De maalder moet graan malen
Tot in het fijnste meel
Hij doet dubbel betalen
Voor zijne droge keel
Maar ik door ijver en door vlijt
Ik win mijn brood in eerlijkheid
Terlierelom terla
Van linksom rechtsom draait mijne steen
Door het roeren van mijn been
Ju ju ju ju ju ju ju ju
Mijn vrouw die roept victoria
Over den slijpersstiel
Zij vindt de grootste gloria
In’t draaien van mijn wiel
Mijn kinders hebben geen ongemak
Zij lopen met de bedelzak
Terlierelom terla
Van linksom rechtsom draait mijne steen
Door het roeren van mijn been
Ju ju ju ju ju ju ju ju

Sa vrienden voor het leste
All’ ambachten zijn goed
Maar ’t mijn is toch het beste
Schoon ik soms slapen moet
Op hooi en strooi in ene stal
Ik heb de kost voor niemendal
Je bent een liegbeest. Aart Staartjes, De Stratemakeropzeeshow, Joost Prinsen, Wieteke van Dort

Mijn broer loopt harder dan jouw broer
En later wordt hij kap’tein
Mijn vader was vroeger piloot
En ik krijg voor mijn verjaardag een grotemensen boot
 
Je bent een liegbeest, een jokkebrok
Van acht’ren en van voren
Maar ga d’r asjeblieft mee door
Want ’t is zo grappig om te horen
 
Mijn oom heeft auto’s bij de vleet
Mijn tante heeft er nog meer
In onze tuin zat gisteren een aap
En mijn vader heeft gevochten, met een hele grote beer
 
Je bent een liegbeest, een jokkebrok
Van acht’ren en van voren
Maar ga d’r asjeblieft mee door
Want ’t is zo grappig om te horen
 
Ik zing elke opera mee
Want ik heb zo’n zuivere stem
En ik kom vaak op de tv
En voetballen kan ik beter dan Wim van Hanegem
 
Je bent een liegbeest, een jokkebrok
Van acht’ren en van voren
Maar ga d’r asjeblieft mee door
Want ’t is zo grappig om te horen
 
Mijn huiswerk kijk ik nooit na
Toch haal ik altijd een tien
Ik spreek vlot Grieks en Chinees
En laatst heb ik de koningin in een cowboyfilm gezien
 
Je bent een liegbeest, een jokkebrok
Van acht’ren en van voren
Maar ga d’r asjeblieft mee door
Want ’t is zo grappig om te horen
 
Je bent een liegbeest, een jokkebrok
Van acht’ren en van voren
Maar ga d’r asjeblieft mee door
Want ’t is zo grappig om te horen
 
Horen
Horen
Horen
Klein Vogelijn. instrumentaal. Duo Karst.
Klein vogelijn (Duo Karst)

Klein vogelijn op groene tak
Wat zingt g’een lustig lied
Wij hebben in ons hele boek
Zo’n vrolijk wijsje niet
O, zeg, o zeg ons aardig beest
Wie toch uw meester is geweest
O, zeg, o zeg ons aardig beest
Wie toch uw meester is geweest
Zo zuiver zingt gij en zoo hoog
Zo keurig in de maat
En ‘t hart, dat popelt ons van vreugd
Wanneer uw keeltje gaat
O. zeg, o zeg ons aardig beest
Wie toch uw schepper is geweest
O. zeg, o zeg ons aardig beest
Wie toch uw schepper is geweest


Voorzeker, ‘t is de goede God
Die ‘t u heeft toevertrouwd
Opdat gij aan der blinden oor
Zijn goedheid melden zoudt
O ja wij weten aardig beest
Dat God uw meester is geweest
O ja wij weten aardig beest
Dat God uw meester is geweest
Robert Long. De letter ‘K ‘.

De elfde letter van het alfabet, dat is een heel bijzondere
Omdat ie vier begrippen door de eeuwen heen tesamen bindt
En dat is ook de reden dat het steeds zal blijven donderen
Omdat je nooit bij alle vier iets van je gading vindt

Kijk

De letter “K” die staat voor kroeg
De letter “K” die staat voor kerk
De letter “K” die staat voor kut en kapitaal
Het zijn in feite zware drugs want ze verslaven nogal sterk
Ze zijn lichamelijk of geestelijk fataal

Natuurlijk, alcohol dat schaadt wel
Het maakt een mens vaak tegendraads
Maar toch doet geld het meeste kwaad wel
Dus dat komt op de eerste plaats
Of anders is het de prelaat wel
Da’s ook een oorzaak van veel kwaads
En wat te denken van de zaadcel
Want die wil altijd buitengaats
Jaja

De elfde letter van het alfabet dat is een hele hoerige
Omdat ie zich gebruiken laat voor alles wat verkeerd kan gaan
Maar zonder letter “K” had je misschien niet dat rumoerige
Dat juist een beetje kleur geeft aan het menselijk bestaan
Het lijkt op masochisme: ’t Wordt pas leuk wanneer ze slaan…
JA!

langs berg en dal. instrumentaal. Duo Karst.
Langs berg en dal. (Duo Karst)

Langs berg en dal, klinkt hoorngeschal
Met volle zuivere toon
En fors en stout, weerklinkt door ‘t woud
Die galm zoo schoon, zoo schoon
‘t Geeft schoner kleur en frisser geur
Aan alles, wat me omringd,
En ‘t beekje spat zijn paarlend nat
Alsof ‘t een liedje zingt
Genot en rust en levenslust
Daalt bij die melodij
Verdriet en smart wijkt uit het hart
En vlucht en vlucht van mij
Mag ik dan bij jou. Claudia de Breij

Als de oorlog komt
En als ik dan moet schuilen
Mag ik dan bij jou?
Als er een clubje komt
Waar ik niet bij wil horen
Mag ik dan bij jou?
Als er een regel komt
Waar ik niet aan voldoen kan
Mag ik dan bij jou?
En als ik iets moet zijn
Wat ik nooit geweest ben
Mag ik dan bij jou?
Mag ik dan bij jou schuilen
Als het nergens anders kan?
En als ik moet huilen
Droog jij m’n tranen dan?
Want als ik bij jou mag
Mag jij altijd bij mij
Kom wanneer je wilt
Ik hou een kamer voor je vrij
Als het onweer komt
En als ik dan bang ben
Mag ik dan bij jou?
Als de avond valt
En ’t is mij te donker
Mag ik dan bij jou?
Als de lente komt
En als ik dan verliefd ben
Mag ik dan bij jou?
Als de liefde komt
En ik weet het zeker
Mag ik dan bij jou?
Mag ik dan bij jou schuilen
Als het nergens anders kan?
En als ik moet huilen
Droog jij m’n tranen dan?
Want als ik bij jou mag
Mag jij altijd bij mij
Kom wanneer je wilt
Ik hou een kamer voor je vrij
Mag ik dan bij jou schuilen
Als het nergens anders kan?
En als ik moet huilen
Droog jij m’n tranen dan?
Want als ik bij jou mag
Mag jij altijd bij mij
Kom wanneer je wilt
‘K hou een kamer voor je vrij
Als het einde komt
En als ik dan bang ben
Mag ik dan bij jou?
Als het einde komt
En als ik dan alleen ben
Mag ik dan bij jou?
Je loog tegen mij (Drukwerk)

Toen ik thuis kwam was de deur voor mij op slot
En je deed of je niets had gehoord
Nu zeg je m’n lief het slot was kapot
Nu zeg je kom binnen loop door
Maar ik ben nu bang dat ik stoor

REFREIN:
Je loog tegen mij, alsof ik een kind was
Geloof dat je dacht dat ik helemaal blind was
Zeg schat denk je dat je me aan kan
Zeg schat je bent heel wat van plan dan

Toen ik thuis kwam was er geen brood meer in de kast
En je zei ik kan niets voor je doen
Maar nu heb je dan zelfs al je ringen verpatst
En komt me vragen om poen
Je bent zeker vergeten van toen

REFREIN

O, je bent nu jezelf niet
Je hebt last van verdriet
En je zegt dat je toch van me houdt
Je zegt je bent toch nog m’n vrouw
Maar je liet me mooi staan in de kou

Toen ik thuis kwam was er geen plaats meer in je bed
En je zei ach slaap je op de bank
Nu heb je je vriend uit je kamer gezet
En mix je m’n lievelingsdrank
Maar ik denk dat ik dit keer bedank
Bekijk het maar…

REFREIN
Kom mee naar buiten allemaal. instrumentaal. Duom Karst.
kom mee naar buiten allemaal (Duo Karst)

Kom mee naar buiten allemaal, dan zoeken wij de wielewaal
En horen wij die muzikant, dan is zomer in ‘t land
Dudeljoho klinkt zijn lied, dudeljoho klinkt zijn lied
Dudeljoho en anders niet
 
Hij woont in een dicht eikenbos, getooid in gouden vederdos
Daar jodelt hij op zijn schalmei, tovert onze harten blij
Dudeljoho klinkt zijn lied, dudeljoho klinkt zijn lied
Dudeljoho en anders niet
In ’t groene dal, in ’t stille dal. instrumentaal. Duo Karst.
In ’t groene dal, in ’t stille dal (Duo Karst)

In ’t groene dal, in ’t stille dal
Waar kleine bloempjes bloeien
Daar ruist een blanke waterval
En druppels spatten overal
Om ieder bloempje te besproeien, ook ’t kleinste
Om ieder bloempje te besproeien, ook ‘t kleinste

En bovenop de heuv’len spits
Waar forse bomen groeien
Daar zweept de stormvlaag fel en bits
Daar treft de rosse bliksemflits
En splijt bij ’t dav’rend onweerloeien de grootste
En splijt bij ’t dav’rend onweerloeien de grootste

Omhoog, omlaag, op berg en dal
Ben ‘k in de hand des heeren
Toch kies ik als ik kiezen zal
Mijn stille plek, mijn waterval
Toch blijf ik steeds naar mijn begeren de kleinste
Toch blijf ik steeds naar mijn begeren de kleinste
Robert Long. Brand

Adam..rib..Eva..slang appel engel zonde brand brand
Is liefde mooi of niet
Dat hangt er helemaal vanaf van welke kant je het beziet
Toen adam Eva zag toen dacht tie wat een schatje
En voor het eerst werd tie behoorlijk amoureus
Wat niet zo gek is want die eerste dagen had je
In ’t paradijs natuurlijk bitterweinig keus
Maar wat als Adam had gezegd het spijt me erg meid
Je bent m’n type niet ik zeg het recht door zee
Ik steek ‘m echt desnoods nog liever in een berggeit
En daar komt bij ik ben dus ook behoorlijk gay
Dan had de mensheid misschien nooit voort gepland
En er was ook waarschijnlijk minder moord en brand brand brand

Jezus..Petrus..Paulus..Lukas Markus Judas Pasen brand brand
Is liefde mooi of niet
Dat hangt er helemaal vanaf van welke kant je het beziet
Toen Jozef hoorde dat zijn vrouw een kind zou krijgen
En dat ze door de engelgods zou zijn bevrucht
Toen dacht tie ik hou van haar ik zal maar zwijgen
En daarna was er dus geen vuiltje aan de lucht
Maar stel nou dat hij had geroepen nee zus
Jij wordt gestenigd want jij pleegde overspel
Dan had de mensheid nooit gehoord van kindje Jezus
En misschien ook wel nooit van hemel en van hel
Er zou geen bisschop zijn en ook geen predikant
En er vloog ook nooit een kerstboom in de brand brand brand
Jongen..meisje..blikken handen lippen tongen lijven brand brand
Is liefde mooi of niet
Dat hangt er helemaal vanaf van welke kant je het beziet
Als je verliefd ben en de liefde wordt beantwoord
En je bent allebei romantisch aangelegd
Loop je de duinen door van Noordwijk tot aan Zandvoort
Terwijl je allebei de diepste dingen zegt
Maar tref je een van die ontzettend saaie pieten
Die echt alleen maar over sport en auto’s praat
En onderwijl maar zitten loeren naar je tieten
Dan weet je zeker dat de l*** je gauw vergaat
Maar of je hart de leiding neemt of je verstand begint
Begint of eindigt allemaal met brand brand brand brand brand
Hoe zachtkens glijdt ons bootje. instrumentaal. Duo Karst.
Hoe zachtkens glijdt ons bootje. (Duo Karst)

Hoe zachtkens glijdt ons bootje
Daar op het spieg’lend meer
De riempjes net en proper
Gaan luchtig op en neer
De golfjes kabb’len spelend
Al tegen ‘t bootje aan
En ginds zien wij de toren
In groene bosjes staan
Maar wie wil spelevaren
Zij wijs en welbedacht
Want menig voer in ‘t bootje
Die dood werd thuisgebracht
Het bootje is zo wankel
Het is zo rank en smal
Wie met gevaren spotten
Zijn beter aan de wal
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan.

Stel voor dat ik netjes mijn plicht doe
Ik wil naar Edam, naar mijn nicht toe
Maar de treinmachinist is een vreemde sadist
En die rijdt voor de gein naar Maastricht toe
Het resultaat zou zijn, ik nooit meer met de trein, want:

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch. meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

Ik wil in een winkel wat kopen
Neem de lift in plaats van te lopen
Ineens staat hij stil en hoe hard ik ook gil
Pas na zes weken doen ze hem open
Ik denk wel even na voor ik daar weer binnen ga, want

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
dan blijf je nergens meer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

De hardloopster, Nellie van Norden
Versloeg elke vrouw op de horde
Toen bleek ze een heer, want ze was op een keer
Als baby verwisseld geworden
Je twijfelt aan je geest wanneer je zoiets leest, want

als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

Ik vlieg op een zomeradres an
Ineens komt daar de stewardess an
“Stap maar uit boven zee, je mag niet verder mee
Want het reisbureau is op de fles, man”
Ja zeg op die manier is vliegen geen plezier, want:

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer?
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

enz.

Twee reebruine ogen. (De Selvera’s)

Een blond gelokte jonge jager
Kwam ’s morgens van de jacht terug.
Een lieve meid, naar schatting achttien lentes,
Ontmoette hij daar bij de brug.

Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.
Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.

Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.
Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.

Ze zouden over twee jaar trouwen,
Doch nauw’lijks waren zij vereend,
Toen moest hij weg naar een andere betrekking,
Ver weg, en zij heeft zo geweend.

Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.
Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.

En weder ging ter jacht de jager
Ontmoette toen een schuwe ree.
Hij wilde op dat ed’le dier gaan schieten,
Legde an, maar schudde toen van nee.

Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.
Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.

Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.
Twee reebruine ogen die keken de jager an,
Twee reebruine ogen die hij niet vergeten kan.
Lieve Heer, doe mij een lol. Leen Jongewaard.

van Friso Wiegersma. Gezongen door Leen Jongewaard

Ik mag niet bij de meiden in de keuken wezen
“Je houdt ze toch maar van d’r werk,” zegt mevrouw
Ze zegt: “Ga jij maar in ’t washok zitten poetsen
Ja Hein da’s net een mooie kalme plaats voor jou”

Om twaalf uur krijg ik de kouwe kliek van gister
En van ’t ontbijt het laatste ressie lauwe thee
En ben ik uitgepoetst komt ze d’r zootje tellen
Want ouwe Hein die pikt misschien een lepel mee

En als ik thuiskom kniel ik voor m’n bedje neer
En vol van dankbaarheid bid ik dan Lieve Heer

Lieve Heer doe mij een lol
Doe es speciaal voor mij een wonder
Maak de loper effe los
Doe ’t gauw dat mevrouw
Dat mevrouw de trap afdondert
Enkel dat ik vraag niet meer
Ken je lache Lieve Heer
Enkel dat ik vraag niet meer
Ken je lache Lieve Heer

Toen ik mijnheer om opslag vroeg toen zei die: “Nee Hein
Zoals ’t is kost je me eig’lijk al te veel
Nee, nee, m’n goeie vriend je kunt niet alles hebben
Elk speelt z’n rol nietwaar en elk krijgt z’n deel

Ik wil je wel bij iedereen recommanderen
Om in livrei bij feessies aan de deur te staan
Als je zo oud bent geven mensen gauw een fooitje
Wat zeg je daar van Hein is dat geen mooie baan”

En als ik thuis kom kniel ik voor m’n bedje neer
En vol van dankbaarheid bid ik dan Lieve Heer

Lieve Heer doe mij een lol
As meneer z’n krantje zit te lezen
Steekt ie een sigaartje op
Laat ’t dan als het kan
Eens een zevenklapper wezen
Enkel dat ik vraag niet meer
Ken je lache Lieve Heer
Enkel dat ik vraag niet meer
Ken je lache Lieve Heer

De juffrouw zegt: “Zeg Hein haal jij m’n bontjas even”
Ik kruip de trappen op en kom weer naar benee
Dan zegt ze: “Hein je hebt geen kijk op vrouwekleren
Je brengt altijd net de verkeerde bontjas mee”

Dan ga ik weer, dan zegt ze: “Hein wat ben je langzaam”
Dan zeg ik: “Freule, ‘k heb zo’n last van rimmetiek”
Dan zegt ze: “Hein je lijdt te veel een zittend leven
Je moet wat meer aan sport doen of aan gymnastiek”

En als ik thuis kom kniel ik voor m’n bedje neer
En vol van dankbaarheid bid ik dan Lieve Heer

Lieve Heer doe mij een lol
U ken veel, u hebt de reputatie
As de Freule vermout drinkt
Doe dan snel bij dat lel
Wonderolie in d’r glaassie
Enkel dat ik vraag niet meer
Ken je lache lieve Heer
Enkel dat ik vraag niet meer
Ken je lache Lieve Heer

‘T Kleine café aan de haven. (Vader Abraham)

De avondzon valt over straten en pleinen,
De gouden zon zakt in de stad.
En mensen die moe in hun huizen verdwijnen,
Ze hebben de dag weer gehad.
De neonreclame die knipoogt langs ramen,
Het motregent zachtjes op straat.
De stad lijkt gestorven, toch klinkt er muziek uit een deur die nog wijd open staat.
Daar in dat kleine cafe aan de haven,
Daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar in dat kleine cafe aan de haven,
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.
De toog is van koper toch ligt er geen loper,
De voetbalclub hangt aan de muur.
De trekkast die maakt meer lawaai dan de jukebox,
Een pilsje dat is der niet duur.
Een mens is daar mens, rijk of arm, ’t is daar warm,
Geen monsieur of madam, maar W.C.
Maar ’t glas is gespoeld in het helderste water,
Ja, ’t is daar een heel goed cafe
Daar in dat kleine cafe aan de haven,
Daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar in dat kleine cafe aan de haven,
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.
De wereldproblemen die zijn tussen twee glazen bier opgelost voor altijd.
Op de rand van een bierviltje staat daar je rekening, of je staat in het krijt.
Maar het enige wat je aan eten kunt krijgen dat is daar een hardgekookt ei.
De mensen die zijn daar gelukig gewoon, ja de mensen die zijn daar nog blij!
Daar in het kleine cafe aan de haven,
Daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar in dat kleine cafe aan de haven,
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.
Mij Sarie Marijs. instrumentaal. Duo Karst.
Mij Sarie Marijs. (Duo Karst)

My Sarie Marais is so ver van my hart
Maar’k hoop om haar weer te sien
Sy het in die wyk van die Mooirivier gewoon
Nog voor die oorlog het begin
O bring my t’rug na die ou Transvaal
Daar waar my Sarie woon
Daar onder in die mielies
By die groen doringboom
Daar woon my Sarie Marais
Oh, bring my t’rug na die ou Transvaal
Daar waar my Sarie woon
Daar onder in die mielies
By die groen doringboom
Daar woon my Sarie Marais
Ek was so bang dat die Kakies my sou vang
En ver oor die see wegstuur
Toe vlug ek na die kant van die Upington se sand
Daar onder langs die Grootrivier
Oh, bring my t’rug na die ou Transvaal
Daar waar my Sarie woon
Daar onder in die mielies
By die groen doringboom
Daar woon my Sarie Marais
Die Kakies is mos net soos ’n krokodillepes
Hulle sleep jou altyd water toe
Hul gooi jou op ’n skip vir ’n lange, lange trip
Die josie weet waarnatoe
Oh, bring my t’rug na die ou Transvaal
Daar waar my Sarie woon
Daar onder in die mielies
By die groen doringboom
Daar woon my Sarie Marais
Verlossing het gekom en die huis toe gaan was daar
Terug na die ou Transvaal
My lieflingspersoon sal seker ook daar wees
Om my met ’n kus te beloon
Oh, bring my t’rug na die ou Transvaal
Daar waar my Sarie woon
Daar onder in die mielies
By die groen doringboom
Daar woon my Sarie Marais
Robert Long. Mien.

Mien, wat ik nou niet begrijp
Dat is waarom zo’n maffe leip
Op de televisie gaat staan protesteren
Laat die bij zijn vriendjes thuis
In zo’n kraakpand vol met luis
Bij die steuntrekkers de boel maar gaan versteren

Als ik m’n kijkgeld nou betaal
Waarom moet ik dan door ’t journaal
Achteraf m’n eetlust steeds laten bederven ?
Denk ‘ie dat het fris is Mien
Wanneer ze steeds weer laten zien
Dat er weer zo’n zootje zwarten ligt te sterven

En vroeger ging het dan nog wel
Met Lou van Burg en met Carell
Of met een leuke quiz met mensen die je kende
Maar dat zie je haast niet meer
En steeds verpesten ze de sfeer
Met ’n ramp of met die lucht-milieu ellende

Wat koop ik voor dat slap gelul
Over hasjiesj en dat spul
Van die lang behaarde vieze gore zwijnen
In ’n kamp en dan castreren
Nou dan zouden ze wel leren
En die hele rottroep zou wel gauw verdwijnen

En dat gekanker op Vietnam
Als toen die Nixon daar niet kwam
Zaten we nu allang onder de communisten
Het is maar goed dat hij er is
Want anders ging het zeker mis
En hij is perslot een overtuigde christen

Want neem zo’n spleetoog nou eens Mien
Je kunt toch zo in ‚‚n klap zien
Dat al die viezerikken heulen met de Russen
Van alle zeden zijn ze wars
Bij vrouwen zit ‘ie overdwars
Nee laat maar fikken en voorlopig niet meer blussen

En neem nou eens zo’n autoweg
Als ik die door een bos aanleg
Moet ik dat toch als regering zelf weten
Het gaat tenslotte om de poen
Wat maakt ’t uit zo’n stukkie groen
Ze moeten dat geouwehoer maar eens vergeten

Nee het is een vuile kliek
En ook bij ons op de fabriek
Daar is een gozer die ze steeds lopen te plagen
Maar dat is een @!#$ Mien
En dat kan je zo wel zien
Dus die hebben we maar in mekaar geslagen

Nou ik ben het aardig zat
Kom we gaan maar weer eens plat
Ik heb zo’n vol gevoel, dat komt nog van ’t eten
Ook al is het vrijdag schat
Ik heb echt geen zin in dat
En deze week moeten we dat dus maar vergeten

Want morgenochtend weer vroeg op
Dan moet de auto in het sop
Want dat is alweer een week of twee geleden
Zo met het weekend voor de deur
En effe lekker uit de sleur
Ben ik toch al met al wel redelijk tevreden
De postkoets. (de Selvera’s)

Heel veel jaren geleden op de dilligence
Reed trots en fier een knappe postiljon
Amor lachte tevreden om zo’n keur van kansen
En menig hartje dat hij overwon
Ver over berg en dal klonk er ’t hoorngeschal
Steeds als een blij signaal voor allemaal
Meisjes richtten hun blikken naar de dilligence
Wie van hen won die knappe postiljon
‘T Lief blozend blondje, dat trok hem aan
Hij dorst ’t wagen, haar tot z’n vrouw te vragen
Braaf gaf haar mondje toen te verstaan
Dat zij met hem door ’t leven wilde gaan
En over berg en dal hoorde je overal
‘Leve, ‘ zo klonkt ’t luid, bruid’gom en bruid’
En zo vonden zij beiden de schat van rode rozen
‘T Dorp had ’t bruidspaar daarmee blij begroet
Met de vrouw aan zijn zijde die hij had gekozen
Reed hij een blijde toekomst tegemoet
En over berg en dal klonk nog het hoorngeschal
Toen als een feestsignaal voor allemaal
En over berg en dal klonk nog het hoorngeschal
Toen als een feestsignaal voor allemaal
Ik ben met Catootje naar de botermarkt gegaan. (instrumentaal)
Ik ben met Catootje naar de botermarkt geweest. (Duo Karst)

Ik ben met Catootje naar de botermarkt gegaan
Naar de botermarkt gegaan
Ze kon maken wat ze wou
Ze kon maken wat ze wou
Ze kon maken wat ze wou
Ze kon maken wat ze wou
En ze maakte van boter een dominee
Een dominee pardoes
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En ze maakte van boter een wafelvrouw
Een wafelvrouw pardoes
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En ze maakte van boter een toverheks
Een toverheks pardoes
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En ze maakte van boter een kastelijn
Een kastelijn pardoes
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En ze maakte van boter een barones
Een barones pardoes
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En ze maakte van boter een lichtmatroos
Een lichtmatroos pardoes
“Mooie benen, mooie benen”, zei de lichtmatroos
“Mooie benen, mooie benen”, zei de lichtmatroos
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En ze maakte van boter een dikke meid
Een dikke meid pardoes
“Lekker zoenen, lekker zoenen”, zei de dikke meid
“Lekker zoenen, lekker zoenen”, zei de dikke meid
“Mooie benen, mooie benen”, zei de lichtmatroos
“Mooie benen, mooie benen”, zei de lichtmatroos
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En ze maakte van boter een ouwe heer
Een ouwe heer pardoes
“Heel voorzichtig, heel voorzichtig”, zei de ouwe heer
“Heel voorzichtig, heel voorzichtig”, zei de ouwe heer
“Lekker zoenen, lekker zoenen”, zei de dikke meid
“Lekker zoenen, lekker zoenen”, zei de dikke meid
“Mooie benen, mooie benen”, zei de lichtmatroos
“Mooie benen, mooie benen”, zei de lichtmatroos
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
Ik ben met Catootje naar de botermarkt gegaan
Naar de botermarkt gegaan
Ze kon maken wat ze wou
Ze kon maken wat ze wou
Ze kon maken wat ze wou
Ze kon maken wat ze wou
“Mooie benen, mooie benen”, zei de lichtmatroos
“Mooie benen, mooie benen”, zei de lichtmatroos
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“Kom maar binnen, kom maar binnen”, zei de wafelvrouw
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“‘k Zal je pakken, ‘k zal je pakken”, zei de toverheks
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“Eerst betalen, eerst betalen”, zei de kastelijn
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“In de suite, in de suite”, zei de barones
“Heel voorzichtig, heel voorzichtig”, zei de ouwe heer
“Heel voorzichtig, heel voorzichtig”, zei de ouwe heer
“Lekker zoenen, lekker zoenen”, zei de dikke meid
“Lekker zoenen, lekker zoenen”, zei de dikke meid
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
“In de kerk, in de kerk”, zei de dominee
Een domi-dominee, een domi-dominee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
En m’n zuster die heet Kee
Het Bloemendaalse bos. Martine Bijl.

In het boompje van verlangen
In het kleine Bloemendaalse bos
Ving ik jou, moest jij mij vangen
Op het fijne Bloenendaalse mos
In de groene lenteweelde
Van het kleine Bloemendaalse bos
Waar wij als twee kleuters speelden
Ik de vogel, jij de slimme vos
Bij het boompje van verlangen
In het kleine Bloemendaalse bos
Werd ik vijftien: op mijn wangen
Zag jij voor het eerst een rode blos
Onder ’t boompje van bekoring
Op het fijne Bloemendaalse bos
Waar een kinderdroom teloor ging
Jij en ik, de rokken vlogen los
Nooit meer vlogen daar mijn rokken
Nooit meer speelde ik diefje-met-verlos
Want ik, dwaze, was vertrokken
Ver van ’t kleine Bloemendaalse bos
Dag mijn boompje aller bomen
Met je altijd-groene lentedos
Ik hervind mijn kinderdromen
In het kleine Bloemendaalse bos
En wanneer ik eens zal sterven
Wil ik onder ’t Bloemendaalse mos
Voor altijd de rust verwerven
Van mijn kleine Bloemendaalse bos
Voor altijd de rust verwerven
Van mijn kleine Bloemendaalse (bos)
Want het boompje
Van verlangen
Houdt mijn hart en
Lijf gevangen
Hart gevangen
Lijf gevangen
Ziel gevangen

Twee ogen zo blauw. (Duo Karst)

Als de lente de bomen en struiken
Weer met geuren en kleuren bestrooit
Dan begint ook het hart te ontluiken
Want de liefde verandert toch nooit
Elke jongen kiest zich dan een meisje
En hij fluistert haar zachtjes in ’t oor
Het sinds eeuwen geliefkoosde wijsje
En dat vindt in haar hartje gehoor

Refr.:

Twee ogen zo blauw
Zo innig en trouw
Al mijn geluk zijn die kijkers van jou
Twee ogen zo blauw

Heeft hij haar tot zijn vrouwtje gekozen
Blij het oog op de toekomst gericht
Gaat hun pad ook niet altijd op rozen
Iets toch maakt dat hun levensstrijd licht
Want bij vreugde en leed hen beschoren
Verschijnt dra, wat voor immer hen bindt
Als de eersteling hen wordt geboren
Moeder zingt, bij de wieg van haar kind

Refr.

Als de grijsaard, vermoeid en versleten
Niets in ’t leven van waarde meer acht
Als door allen verlaten, vergeten
Hij alleen op het einde maar wacht
Is hem toch de herinn’ring gebleven
Die hem koestert in ’t eenzaamste uur
‘T Is zijn laatste sprank warmte in ’t leven
En hij neurt, bij het knappende vuur

Refr.

Frekie. (Joost Prinsen)

Wanneer ’s middags om vier uur
Onze schoolbel was gegaan
En we gingen voetbal spelen
Dan kwam Freek er altijd aan
 
Frekie woonde in de buurt
Maar zat niet op onze school
Hij was een imbecielejongen
Een mongool
 
Frekie-Frekie
He jongens daar is Frekie
 
Meestal riep er iemand wel:
“Kom maar, Frekie, doe maar mee”
Welke kant ‘ie uit moest schoppen
Daarvan had ‘ie geen idee
 
Maar we legden dan de bal
Op twee meter van ’t doel
En we riepen: “Schieten Frekie”
En hij trok een ernstig smoel
 
Frekie-Frekie
He jongens daar is Frekie
 
Als ’t raak was, dook de keeper
Mooi naar de verkeerde kant
En ’t was goal, en dan was Frekie
Kampioen van Nederland
 
Misschien vind je Frekie zielig
Maar dat is ‘ie niet voor mij
Want ik zag nog nooit een jongen
Die zo blij kon zijn als hij
 
Frekie-Frekie
He jongens daar is Frekie
 
Frekie-Frekie
He jongens daar is
Frekie
 
Frekie-Frekie
He jongens daar is
Frekie
waar in ’t bronsgroen eikenhout. (instrumentaal)
waar in ’t bronsgroen eikenhout. (Duo Karst)

Waar in ’t bronsgroen eikenhout, ’t nachtegaaltje zingt,
Over ’t malse korenveld, ’t lied des leeuweriks klinkt,
Waar de hoorn des herders schalt, langs der beekjes boord:
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord
Waar de brede stroom der Maas, statig zeewaarts vloeit,
Weel’drig sappig veldgewas, kostelijk groeit en bloeit,
Bloemengaard en beemd en bos, overheerlijk gloort:
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord
Waar der vaad’ren schone taal klinkt met heldere kracht,
Waar men kloek en fier van aard, vreemde praal veracht,
Eigen zeden, eigen schoon ’t hart des volks bekoort:
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord
een muis in een molen in oud Amsterdam. Rudi Carell.

Er was eens een muisje in mooi Amsterdam
Die zat in een molen heel stiekem verscholen
Hij zong elke morgen: wat is het toch fijn
Een muis in een molen in Mokum te zijn

refr.:
Ik zag een muis (waar)
Daar op de trap
(Waar op de trap) Nou daar
Een kleine muis op klompjes
Nee ’t is geen grap
Het ging van klip klippedieklap op de trap
Oh, ja

Het muisje was eenzaam en zocht naar een vrouw
En piep zei een muis in het voorhuis, ik trouw
En dus zongen ze samen: wat is het toch fijn
Een muis in een molen in Mokum te zijn

refr.

Ma muis kreeg een vijfling en allen gezond
Dus aten de muisjes beschuitjes met muisjes
En iedereen zong toen: wat is het toch fijn
Een muis in een molen in Mokum te zijn

refr.

De muizenfamilie werd vreselijk groot
De molenaar vluchtte, hij was als de dood
Voor de muizen die zongen: wat is het toch fijn
Een muis in een molen in Mokum te zijn

refr.

De muizen die hebben het fijn naar hun zin
De molen staat leeg want geen vrouw durft erin
op de grote stille heide. (instrumentaa)
Op de grote stille heide. (Duo Karst)

Op de grote stille heide
dwaalt de herder eenzaam rond
wijl de witgewolde kudde
trouw bewaakt wordt door de hond
en al dwalend ginds en her
denkt de herder ach hoe ver
hoe ver is mijn heide
hoe ver is mijn heide
mijn heide

Op de grote stille heide
bloeien bloempjes lief en teer
pralend in de zonnestralen
als een bloemhof heind’en veer
en tevree met karig loon
hoe schoon is mijn heide
hoe schoon is mijn heide
mijn heide

Op de grote stille heide
rust het al bij maneschijn
als de schaapjes en de bloemen
vredig ingeslapen zijn
en terugziend’op zijn pad
juicht de herder welk een schat
hoe rijk is mijn heide
hoe rijk is mijn heide
mijn heide
M’n opa. Ja zuster, nee zuster. Leen Jongewaard en Hetty Blok.

Elke zondagmiddag bracht ie toffies voor me mee.
Ik weet nog de spelletjes die me opa met me dee,
restaurantje spelen en me opa was de kok,
bokkewagen spelen en m’n opa was de bok
:m’n opa
m’n opa
m’n opa
in heel Europa was er niemand zo als hij.
m’n opa, m’n opa, m’n opa,
En niemand was zo aardig voor mij.
In heel Europa m’n oude opa.
Nergens zo iemand als hij,niemand zo aardig voor mij
in heel Europa m’n ouwe opa.
nergens zo iemand als hij niemand zo aardig voor mij
in heel Europa m’n eigen opa

Als ik me verveelde ging ik altijd naar ‘em toe.
Hij verzon een spelletje en nooit was ie te moe.
Van de dijk afrollen en m’n opa was de dijk,
detecktiefje spelen en m’n opa was het lijk.

m’n opa
m’n opa
m’n opa
in heel Europa was er niemand zo als hij.
m’n opa, m’n opa, m’n opa,
En niemand was zo aardig voor mij.
In heel Europa m’n oude opa.
Nergens zo iemand als hij,niemand zo aardig voor mij
in heel Europa m’n ouwe opa.
nergens zo iemand als hij niemand zo aardig voor mij
in heel Europa m’n eigen opa

Samen naar de apies kijken, samen naar het strand.
En als je geluk had ging je samen naar de brand.
Samen op het ijs en met een sleetje in de sneeuw,
leeuwentemmer spelen en m’n opa was de leeuw.
Altijd als we samen waren hadden we veel plezier.
stierenvechter spelen en m’n opa was de stier.
Wordt wakker, wordt wakker. (instrumentaal)
Wordt wakker. (Duo Karst)

Wordt wakker, ’t zonnetje is al op.
de bloemen kijken uit hun knop
de vlugge leeuwerik zingt al lang
de zwaluw tsjilpt haar morgenzang
wordt wakker, wordt wakker, wordt wakker,
wordt wakker, wordt wakker, wordt wakker
 
Het duifje strijkt zijn veertjes glad
en trippelt vrolijk over ’t pad
de haan kraait voor de tweede keer
’t is alles buiten in de weer
wordt wakker, wordt wakker, wordt wakker,
wordt wakker, wordt wakker, wordt wakker
Robert Long. Jezus redt.

Hoor de hartslag van de hemel:
Jezus redt, Jezus redt.
Hoor de adem van genade:
Jezus redt, Jezus redt.
Heel de hemel zingt tot eer
Van de nieuwgeboren Heer.
En haar lied klinkt telkens luider:
Jezus redt.
Voor wie nederig van hart is:
Jezus redt, Je-zus redt.
Wijzen knielen en aanbidden:
Jezus redt, Jezus redt.
Heel de hemel bruist en zingt,
God verdrijft de duisternis.
Hij brengt licht en eeuwig leven.
Jezus redt.
Hij deelt zelf in onze tranen;
Jezus redt, Jezus redt.
En Hij stierf voor onze zonden;
Jezus redt, Jezus redt.
Aan het kruis is het volbracht.
Christus heeft nu alle macht.
Het verslagen graf getuigt dat
Jezus redt.
Hij geeft leven, breekt de ketens;
Hoop vervult ons hart opnieuw.
Machten beven, maar wij weten;
Onze God maakt alles nieuw.
Hij geeft leven, breekt de ketens;
Hoop vervult ons hart opnieuw.
Machten beven, maar wij weten;
Onze God maakt alles nieuw.
Jezus redt.
Jezus redt.
Onbetaalbaar, zijn genade!
Jezus redt. Jezus redt.
Maak Hem groot om al zijn daden!
Jezus redt. Jezus redt.
Overwinnend voor altijd.
Draagt Hij ons door elke strijd.
Gods verlosten zingen samen:
Jezus redt.
Overwinnend voor altijd,
Draagt Hij ons door elke strijd.
Gods verlosten zingen samen:
Jezus redt.
Jezus redt.
Jezus redt.
Ketelbinkie.

Toen wij van Rotterdam vertrokken
Met de Edam, een oude schuit
Met kakkerlakken in ‘t midscheeps
En rattenesten in het vooruit
Toen hadden wij een kleine jongen
Als ketelbinkie bij ons aan boord
Die voor de eerste keer naar zee ging
En nooit van haaien had gehoord
Die van zijn moeder aan de kade
Wat schuchter lachend afscheid nam
Omdat hij haar niet durfde zoenen
Die straatjongen uit Rotterdam

Hij werd gescholden door de stoker
Omdat hij al op de eerste dag
Toen we net de pier uit waren
Al zeeziek in de foc’sle lag
En met jenever en citroenen
Werd hij weer op de been gebracht
Want zieke zeelui zijn nadelig
En brengen schade aan de vracht
Als ie dan sjouwend met zijn ketels
Uit de kombuis naar voren kwam
Dan was het net een brokje wanhoop
Die straatjongen uit Rotterdam

En als ie ‘s avonds in z’n kooi lag
En moe van ‘t sjouwen eind’lijk sliep
Dan schold de man die wacht te kooi had
Omdat ie om zijn moeder riep
Toen is ie op een mooie morgen
‘t Was in de Stille Oceaan
Terwijl ze brulden om hun koffie
Niet van zijn kooi goed opgestaan
En toen de stuurman met kinine
En wonderolie bij hem kwam
Vroeg hij een voorschot op zijn gage
Voor ‘t ouwe mens uit Rotterdam

In zeildoek en op rooster baren
Werd hij die dag op ‘t luik gezet
De kapitein lichtte zijn petje
En sprak met grocstem een gebed
En met een één, twee, drie in Godsnaam
Ging ‘t ketelbinkie overboord
Die ‘t ouwetje niet dorst te zoenen
Omdat dat niet bij zeelui hoort
De man een extra mokkie schoot an
En ‘t ouwe mens een telegram
Dat was het einde van een zeeman
Die straatjongen uit Rotterdam
Een frisse ochtendwandeling. (instrumentaal)
Een frisse ochtendwandeling. (Duo Karst)

Een frisse ochtendwandeling
Dat is mijn liefste wens
En als ik dan mijn liedje zing
Ben ik de rijkste mens
Falderie Faldera Faldera Faldehahahaha
Falderie Faldera ben ik de rijkste mens

Ik trek mijn wandelschoenen aan
Lach opgewekt en blij
Ik weet niet waar ik heen zal gaan
De wereld is van mij
Falderie Faldera Faldera Faldehahahaha
Falderie Faldera de wereld is van mij

Trek er op uit voor dag en dauw
De vrijheid tegemoet
Niets wat ik hier voor ruilen zou
Het geeft mij levensmoed
Falderie Faldera Faldera Faldehahahaha
Falderie Faldera het geeft mij levensmoed

Zit u ooit in de narigheid
Neem dan een kloek besluit
En trek er eens van tijd tot tijd
Al zingende erop uit
Falderie Faldera Faldera Faldehahahaha
Falderie Faldera al zingende erop uit
Kom der in.. zet je hoed af. (instrumentaal)
Kom der in..zet je hoed af. (Duo Karst)

De baas van een kroegje in Mokum,
Die kwam op een aardig idee.
Hij zingt als de deur wordt geopend,
En iedereen zingt met hem mee

Refrein:
Kom d’r in, zet je hoed af,
Kom d’r in, zet je stoel maar bij.
Doe maar net of je thuis bent,
Vooruit zet je zorgen opzij.

Een tramconducteur die het hoorde,
Was dadelijk weg van dit lied.
Hij zingt het bij iedere halte,
Of er nu plaats is of niet.

Refrein

Laatst belde een vriendelijk heertje,
Zoals je er zelden een ziet.
Ik zei hem: ‘Kom binnen, maar dat ie
De deurwaarder was wist ik niet!’

Refrein

Ik ging van de zomer uit vissen.
‘t Was smoorheet daar tussen het riet,
Een snoek stak zijn kop boven ‘t water,
En zong gemeen grijnzend dit lied.

Refrein

M’n buurman gaat iedere week kaarten
En maakt het dan tamelijk laat.
Z’n vrouw wacht hem op bij de voordeur,
En slaat met een pook in de maat.

Refrein

Kom d’r in.
Kom d’r in.
Kom d’r in.
Vooruit zet je zorgen opzij.
Als ik een vogeltje was. (Duo Karst) Instrumentaal.
Als ik een vogeltje was. (Duo Karst)

Als ik eens een vogeltje was.
O wat zou ik vliegen
K liet mij dan op hoge tak
Heen en weder wiegen
Als ik eens een vogeltje was
O wat zou ik vliegen
Tra la la la la la la la la la la la la

Als ik eens een visje was
O wat zou ik spart’len
In het koele klare nat
heel de dag maar dart’len
Als ik eens een visje was
O wat zou ik spart’len
Tra la la la la la la la la la la la la

Daar ik jong en vrolijk ben
Wil ik lustig springen
Wil ik ook op blijde toon
Mijne liedje zingen
Daar ik jong en vrolijk ben
Wil ik vrolijk zingen
Tra la la la la la la la la la la la la

Daar was een wuf dat spon. (instrumentaal)
Daar was ee wuf dat spon. (Duo Karst)

Daar was een wuf die spon, daar was een wuf die spon
Al op een houten spinnewiel, daar was geen toorteltje aan
Vive la peperbusse, viva la spa
Tralalala gieze gaze goeze romflomfloeze tradradra

Haar mutse stoeg verdraaid, haar mutse stoeg verdraaid
Gelijk een Hollands moleken, die met alle windekens waait
Vive la peperbusse, vive la spa, tra la la la
Gieze gaze goeze romflomfloeze traderadera

Dat wuf had enen zin, dat wuf had enen zin
Als zij ’s morgens buiten kroop,
’s Avonds kroop zij erin
Vive la peperbusse, vive la spa, tra la la la
Gieze gaze goeze romflomfloeze traderadera

Dat wuuf had enen man, dat wuuf had enen man
’s zondags heet hij Pieter,
’s maandags heet hij Jan
Vive la peperbusse, vive la spa, tra la la la
Gieze gaze goeze romflomfloeze traderadera

Drie schuimtamboers. (instrumentaal)

Drie Schuintamboers, die kwamen uit het Oosten
Drie Schuintamboers, die kwamen uit het Oosten
Van je rom bom wat maal ik er om
Die kwamen uit het Oosten rom bom

Een van de drie, zag daar een aardig meisje
Een van de drie, zag daar een aardig meisje
Van je rom bom wat maal ik erom
Zag daar een aardig meisje rom bom

Zeg meisjelief, wil jij met mij verkeren?
Zeg meisjelief, wil jij met mij verkeren?
Van je rom bom wat maal ik erom
Wil jij met mij verkeren rom bom

Nou jongeman, dat moet je mijn vader vragen
Nou jongeman, dat moet je mijn vader vragen
Van je rom bom wat maal ik erom
Dat moet je mijn vader vragen rom bom

Zeg ouweheer, mag ik je dochter trouwen?
Zeg ouweheer, mag ik je dochter trouwen?
Van je rom bom wat maal ik erom
Mag ik je dochter trouwen rom bom

Nou jongeman, zeg mij wat is je rijkdom
Nou jongeman, zeg mij wat is je rijkdom
Van je rom bom wat maal ik erom
Zeg mij wat is je rijkdom rom bom

Mijn rijkdom is, daar wil ik niet om jokken,
mijn rijkdom is, een trommel met twee stokken
Van je rom bom wat maal ik erom
Een trommel met twee stokken rom bom

Nou jongeman, dan kun je haar niet krijgen
Nou jongeman, dan kun je haar niet krijgen
Van je rom bom wat maal ik erom
Dan kun je haar niet krijgen rom bom

Zeg ouweheer, ik ben nog wat vergeten
Zeg ouweheer, ik ben nog wat vergeten
Van je rom bom wat maal ik erom
Ik ben nog wat vergeten rom bom

Mijn vader is Groot Hertog van Castille
Mijn vader is Groot Hertog van Castille
Van je rom bom wat maal ik erom
Groot Hertog van Castille rom bom

Dan jongeman, mag jij mijn dochter trouwen
Dan jongeman, mag jij mijn dochter trouwen
Van je rom bom wat maal ik erom
Jij mag mijn dochter trouwen rom bom

Nee ouweheer, je mag je dochter houwen
Nee ouweheer, je mag je dochter houwen
Van je rom bom wat maal ik erom
Je mag je dochter houwen rom bom

Knaapje zag een roosje staan. (Duo Karst)

Knaapje zag een roosje staan, roosje op de heide
‘T had zo’n kleurig kleedje aan
Snel is hij er heen gegaan, ’t was of het hem beide
Roosje, roosje, roosje rood, roosje op de heide

‘T knaapje zei: ik pluk u af, roosje op de heide
‘T roosje zei: ik weer u af
En ik prik u voor uw straf, wilt gij dat ik u lijde
Roosje, roosje, roosje rood, roosje op de heide

En het wilde knaapje brak, ’t roosje op de heide
‘T roosje weerde zich en stak
Maar de knaap rukt van de tak, ’t roosje op de heide
Roosje, roosje, roosje rood, roosje op de heide

Dat is mijn kleine hond. Louis Davids.

Van m’n leven heb ik heel veel ondervonden van de mens,
van collega’s en familie en van vrinden
Als een welgezinde boy voldeed ik steeds aan ieders wens
maar waardering heb ik nimmer kunnen vinden
voldeed aan ieders gril
maar dankbaarheid nihil
wie maakte in dat opzicht wel een hemelsbreed verschil?

Dat is mijn kleine hond, mijn hele kleine hond
Dat is die kleine hond die kwipelstaartend loopt in ’t rond
voor beentjes en voor brood hij al zijn dankbaarheid verkond
zo redeloze, sprakeloze hele kleine hond

Als ik ’s avonds laat naar huis kom slingert er iets naar mijn hoofd
in gedaante van wat koppen en wat bakken
en dan word ik door een muilpeer op mijn kaken gans verdoofd
loop ik door een linkse hoek naar lucht te snakken
dat doet mijn lieve vrouw, dat beeld van huwelijkstrouw
maar wie vertroost me zacht
en likt mijn ogen bont en blauw

Dat doet mijn kleine hond, mijn hele kleine hond
Dat is die kleine hond die kwipelstaartend loopt in ’t rond
zo’n onaanzienlijk mormel met drie tanden in z’n mond
zo’n afgedankte, schorgejankte hele kleine hond.

Kom je na een zware dagtaak doodvermoeid van ’t werken thuis
om een welverdiende rust te gaan genieten
staat je eten aangebrand en ongenietbaar op het fornuis
want je vrouw is naar een dancing of visite
dan erger je je dood, kauwt op een korstje brood
wie springt dan in plaats je vrouw
dan heel gezellig op je schoot

Dat is je kleine hond, je hele kleine hond
die wachtend aan de deur je naar je body vliegt of stond
hij vreet de aangebrandde kliekjes vreedzaam van de grond
zo’n onversaagde, ongevraagde hele kleine hond

Als je helemaal geen geld hebt en je krijgt niet meer gepoft
van de honger op een houtje loopt te bijten
als je tevergeefs naar bakker en naar slager bent gesloft
en ze willen je geen stukje voedsel slijten
als iedereen het vertrapt
de honger je verslapt
wie is het die bij de slager dan een kluifje voor je gapt

Dat doet je kleine hond, je hele kleine hond
die voor z’n meester gapt al raakt tie in de strijd gewond
die men brutaal een blikkie aan z’n kwispelstaartje bond
zo’n onbenullige maar toch sullige hele kleine hond

Wil je radio genieten in Berlijn of in Parijs, Barcelona, Hilversum of Kopenhagen
met een opera, concert of met een populaire wijs
door bekende humoristen voorgedragen
dan ben je dodelijk stil,
op eenmaal klinkt een gil
wie is dat nare schepsel dat opeens niet zwijgen wil Dat is die kleine hond, die hele kleine hond
die Mexicaanse hond verscheurt je trommelvlies terstond
zo’n genererend monster dat je beide oren wond
zo’n kribbenbijter, radiotreiter, Mexicaanse hond

Louis Davids – Naar de Artis

Op een zomerzondagochtend, als je ’t zonnetje voelt schijnen
Zegt moeder tot de kleinen
“Schei uit met dreinen
Je vader zal zijn hand over zijn vessie-zakkie stijken
Dan gaan we aapjes kijken
Nou dat zal je wel lijken”
Ze worden netjes opgedoft, de neus krijgt nog een veeg
En spoedig schallen opgewekt de kreten door de steeg

Refrain:
Naar de Artis, naar de Artis
Naar de beer, de papegaaien en de pauw
Waar de kangeroe d’r kind draagt in d’r onderrok
En we treit’ren met een stok
Een tijger in zijn hok
En Lorretje roept “Koppiekrauw”

De pret begint al daad’lijk bij een tweetal papegaaien
Een Lorre laat zich paaien
Zit wartaal uit te kraaien
De andere zegt niets en kleine Jan geeft hem een nootje
Maar ’t beest verzet geen pootje
En denkt: “Loop naar je grootje”
Pa antwoordt omzichtig op een vraag van kleine Jan
“Die praat, dat is het vrouwtje en die niks zeit, is de man”

Refrain

Moe komt bij de giraf en roept: “O gut, een dromedaris”
Maar Pietje lacht: “Hoor haar eens”
En vraagt of ze wel goed gaar is
Opeens gilt moe: “Me zomerhoed!”
Ze is op ’t hek geklommen
En snikt: “Laat vader kommen
Frans Hals vreet an me blommen”
Maar Pa zegt, bleek van schrik: “Hij heeft de helft al in zijn snoet
Wat doe j’ook bij die beesten met zo’n volkstuin op je hoed”

Refrain

Aan ’t slot van een debat, dat zelfs de leeuwen deed verbleeken
Heeft Pa het zeil gestreken
Toen hij zijn bril zag breken
Hij voert hen naar de apenkooi, ze volgen met een vaartje
Pa roept: “Kijk nou es, Klaartje
Die aap daar met dat baardje”
Maar plots krijgt Pa een soejang, ligt te spart’len in het gras
Omdat die monkey met die baard een ouwe zeeman was

Refrain

Ze sluiten bij ’t aquarium, beschouwen, moe van ’t lopen
De diepzee van de tropen
Door kunstlicht hier beslopen
Pa komt onder den indruk en zegt zachtjes: “Prachtig is ‘ie
En nou naar Tante Krissie
Voor een gebakken visschie”
Dan gaan ze naar een winkeltje en zetten zich in het rond
En zingen met een stuk Natura Artis in hun mond

Refrain

Drs, P. De zusters Karamazov.

Tante Constance en tante Mathilde
Woonden eendrachtig en knus bij elkaar
Een was hardhorend, de andere brilde
In doorsnee waren zij zeventig jaar

In Overveen
Telden zij hun dagen bijeen
Niet meer zo koket als voorheen maar nog altijd flink ter been

Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak
Tjiep tjiep tjiep tjiep

Tante Constance en tante Mathilde
Erfden de kleren van tante Heleen
Waardoor ineens hun gehechtheid verkilde
Want van elk soort japon was er maar een

Er werd getwist
En naar provocaties gevist
En er werden dingen vermist
Waar de ander meer van wist

Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak
Tjiep tjiep tjiep tjiep

Op zekeren dag maakte tante Mathild
Akelig lachend de koffie gereed
Daar zij haar zuster vergiftigen wilde
Die in haar eentje een wandeling deed

Met terpentijn
En een snufje rattenvenijn
En gesloten keukengordijn
Moest het wel uitvoerbaar zijn

Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak
Tjiep tjiep tjiep tjiep

Toen nu de koffie tot stand was gekomen
Wou zij eens proeven en nam zij een slok
Zij had de juiste dosering genomen
Tante Mathilde viel neer als een blok

Sedert die tijd
Droeg Constance in eenzaamheid
De japonnen die tot haar spijt
Tot een drama hadden geleid

Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak
Tjiep tjiep tjiep tjiep


1 Comment

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.